Wil je als vennoot een liquidatiereserve aanleggen vóór 1 januari 2026? Dan heb je sinds 1 juli 2025 een interessante nieuwe keuze: sneller uitkeren aan een iets hoger tarief. Handig voor wie zijn geld liever vroeger ziet, zonder meteen de fiscale voordelen overboord te gooien.

Wat is dat, een liquidatiereserve?
Een liquidatiereserve is een techniek waarmee je als vennootschap winst fiscaal voordelig opzijzet. Je betaalt bij de aanleg een extra heffing van 10% op de nettowinst na vennootschapsbelasting. Laat je die reserve minstens vijf jaar staan, dan kan je ze daarna uitkeren aan een verlaagd tarief van 5% roerende voorheffing. Dat betekent een totale belastingdruk van 13,64%. Een pak minder dan het klassieke dividendtarief van 30%.
Meer keuze
Sinds 1 juli 2025 is er een alternatieve mogelijkheid bij voor reserves die je aanlegt vóór 1 januari 2026. Je kan er dan voor kiezen om die liquidatiereserve al na drie jaar uit te keren, in plaats van vijf. Je betaalt dan wél een iets hogere roerende voorheffing van 6,5% (bovenop de initiële 10%), wat neerkomt op een totale belastingdruk van 15%.
Je hebt dus twee opties: vijf jaar wachten en 13,64% belasting betalen of drie jaar wachten en 15% belasting betalen. Die extra flexibiliteit kan interessant zijn voor wie zijn geld sneller nodig heeft, zonder de zware belasting van een klassieke dividenduitkering te moeten slikken.
Wat na 2026?
Voor reserves die je vanaf 2026 aanlegt, verdwijnt het klassieke vijfjarenregime. Daar geldt automatisch het nieuwe systeem: drie jaar wachten, daarna uitkeren aan 6,5%. Dus 15% in totaal, als je nog kan volgen.
Bij uitkeringen binnen de drie jaar blijft de klassieke regeling gelden: je betaalt dan gewoon 30% roerende voorheffing bovenop de 10% bij aanleg. Goed voor een stevige 36,36% belasting. Geen aanrader dus, tenzij het écht dringend is.